Psalmen
Het antwoord van het kruis
Psalm 22,2; Marcus 10,34 | Goede Vrijdag '22
Serie:
Almkerk-Werkendam
vrijdag 15 april 2022
Als je anderen echt en diep ziet lijden, dan gaat dat door merg en been. Het blijft een vreselijk tafereel, wanneer je het je voor ogen stelt. Misschien heb je het als je kijkt naar de beelden uit Oekraïne. Misschien treft het je als je hoort van de verschrikkelijke martelingen van onze vervolgde broers en zussen. Misschien voel je het als hoort van hongersnood, van verlies, of iets anders. Anderen echt zien lijden is vreselijk.
[DIA 2 – ZWART]
Toch stroomt er een mensenmassa toe bij de kruisiging van Jezus. Eerder hebben ze het al uit volle borst geschreeuwd: ‘Kruisig hem! Kruisig hem!’ En nu staan ze daar rond het kruis om Hem belachelijk te maken. Leedvermaak in zijn rouwste vorm.
Mensen aan het kruis sterven een langzame, pijnlijke dood. Het was dan ook een gruwelijk schouwspel, gepaard met schreeuwen. Veel van de gekruisigde criminelen vloekten erbij. Want het was een uiterst pijnlijke dood. Voor onze Here Jezus in het bijzonder, met Zijn kapot gegeselde rug, die langs het ruwe hout van het kruis schuurde. Om alleen nog maar van zijn lichamelijke lijden te spreken…
Toch lezen we in de beschrijving van Marcus maar twee uitroepen, twee kreten van onze Here Jezus. Een kreet, vlak voor zijn sterven. Mogelijk was dat de uitroep die Johannes beschrijft: ‘Het is volbracht’. Maar Marcus geeft ons de inhoud van die laatste uitroep zelf niet. Alleen de eerste uitroep aan het kruis krijgt voor ons inhoud in het Marcusevangelie. En het is geen gevloek, maar die woorden uit Psalm 22:2: “Mijn God, míjn God, waarom hebt U mij verlaten?”
We staan met elkaar stil bij die woorden van onze Here Jezus. Want juist door die uitroep aan het kruis, gaat hij ons gelovig voor. Juist door Zijn vraag, geeft Hij ons namens God antwoord. Daar staan we bij stil. Zo richten we ons op de kern van Gods liefde voor ons, de kern van Zijn Redding. Daaruit putten we kracht om ons leven te leven in navolging van Jezus. Zo kunnen we ons richten op de dingen die er in het leven toe doen. Je leert ook om aan andere dingen iets minder zwaar te tillen.
Daar staan we bij stil aan de hand van die bittere vraag van Jezus aan het kruis.
“Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” (Psalm 22:2, Marcus 15:34b)
[DIA 3]
We ontdekken dat Jezus’ ons door die vraag voorgaat in geloof, in ons lijden en dat Hij ons antwoordt. Het geloof, het lijden en het antwoord van het kruis, dus.
Jezus wijst ons op Gods trouw door ons met de woorden van Psalm 22 gelovig voor te gaan in het lijden.
[DIA 4]
#1. Het geloof van het kruis
Ik zei het net al. De meeste mensen die de kruisdood stierven, die schreeuwden het uit, soms met vloeken en al. We lezen dat niet bij Marcus over onze Here Jezus. Marcus schetst het beeld van Jezus, die in stilte zijn lijden ondergaat. Al bij zijn veroordeling blijkt dat. Hij spreekt nauwelijks tegen Pilatus. En ook aan het kruis lijkt hij stil te blijven. ‘Als een lam dat stil is bij zijn scheerders, deed hij zijn mond niet open.’ (Jes. 53:7; Hand. 8:32). Ook tijdens de drie uur duisternis, lezen we van geen woord van Jezus.
[DIA 5 – ZWART]
Tot Hij aan het eind zijn mond toch opendoet. En dan klinkt die bittere vraag: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten.’ Voor wie de Psalmen kent, een duidelijke verwijzing naar Psalm 22. Daar legt de dichter zijn nood voor God neer. Als een verstoteling komt hij bij God met zijn lijden. Maar toch… daaruit spreekt geloof. Want onze Here Jezus keert zich tot Zijn Vader, Zijn God. Hij spreekt Hem nog altijd aan met ‘Mijn God’! Tot twee keer toe! Ondanks zijn lijden, houdt Jezus zijn vertrouwen op God tot op het kruis toe volmaakt vol!
Maar het kan zo anders in het lijden. Je kunt schelden, tieren, klagen… om wat mensen je hebben aangedaan. Je kunt alles om je heen afkraken, je weerstand op elke mogelijk manier laten blijken. Je kunt op iedere slak zout leggen, en het zo je tegenstander moeilijk maken. Broers en zussen, misschien herkent u er iets van. Dat je in je aanvechting, in je lijden, in je gekwetstheid je frustratie op mensen om je heen richt. Ik ken het in ieder geval. In hoe ik het zelf doe allereerst. […] Maar soms sta je ook aan de ontvangende kant. Dat brengt op zijn beurt ook weer het klagen teweeg, met alles wat daarna komt…
Onze Here Jezus gaat ons aan het kruis voor in geloof. Hij roept Zijn God aan! Hij stelt die vraag: Waarom hebt U mij verlaten? Zo’n emotionele vraag. Want Jezus was tot dit moment door iedereen verlaten. Zijn volk levert Hem uit aan de bezetter. De geestelijk leiders van Zijn volk leveren hem over aan de wereldse rechter. Zijn volk roept: ‘Kruisig Hem!’ Zijn leerlingen, zijn vrienden, vluchten van hem weg. Eén vloekt er zelfs bij als hij zegt dat hij Jezus niet kent! Maar dan is er altijd nog God! God die ons vasthoudt. God die ons nabij is, voor ons zorgt, ons leven waarborgt.
[DIA 6]
Maar niet voor Jezus. Hij die gelooft aan het kruis, draagt gehoorzaam de gevolgen van onze zonde. Hij die nooit een fout maakte, altijd deed wat God wilde, wordt hier afgedankt. De dichter van Psalm 22 verwoord de beleving van God verlatenheid. Hij roept om Gods ingrijpen. En als je de Psalm verder leest, dan lees je ook van Gods ingrijpen. Maar hier, terwijl Jezus aan het kruis hing, komt er geen antwoord. Hij ondergaat het complete gevolg van onze zonden. Dat wil zeggen, de echte hel. Hij draagt de straf zodat wij dat nooit hoeven: Totale verlatenheid. Zelfs God verlaat Jezus aan het kruis.
Dat brengt ons bij het tweede woord dat spreekt uit Jezus’ bittere vraag: het lijden van het kruis.
[DIA 7]
#2. Het lijden van het kruis
De kruisdood was een vervloekte dood. Galaten 3:13 verwijst naar Deuteronomium 21:23 en zegt: “Vervloekt is ieder mens die aan een paal hangt.” Daarin wordt Jezus’ totale verlatenheid en afwijzing zichtbaar. De gekruisigde hangt tussen hemel en aarde. De harde boodschap: ‘De aarde moet jou niet en de hemel helpt jou niet.’
[DIA 8]
Het is die straf die Jezus daadwerkelijk draagt. Hij wordt daadwerkelijk door God verlaten. Sommige uitleggers proberen hier nog in te leggen dat Jezus zich totaal verlaten voelt. Maar dan zou Jezus niet echt de straf voor de zonde hebben gedragen. Nee, het is zoals Jezus Zelf zegt aan het kruis: Hij is door God verlaten, zodat wij nooit meer door God verlaten zouden worden!
[DIA 9 – ZWART]
Zo gaat Jezus ons voor in ons lijden. Misschien herinner je je wel momenten in je leven dat je je door God verlaten voelt. Wat, misschien ervaar je nu wel zulke eenzaamheid. Overdenk dan dat Jezus Christus aan het kruis ging. Hij hing daar in onze plaats. God verlaat ons niet, ook niet als Hij ver weg voelt!
Als je gevoel iets totaal anders zegt, mag je je vastklampen aan dat geloof, aan die hoop: de Godverlatenheid is door Jezus gedragen!
Dat spreekt uit die bittere, emotionele vraag van Jezus aan het kruis. Het is een vraag die niet wacht op een inhoudelijk antwoord. Het is een uitroep die schreeuwt om actie! Het is een emotionele roep naar God: ‘Grijp toch in!’ Maar God grijpt niet in. Niet nu. Psalm 22 zegt dan, en we zongen het net: “ik ben een worm geen mens” (Psalm 22:7). Het is die conclusie die de dichter verbind aan God die niet helpt. Dat moet je lezen als ‘Ik behoor tot een andere orde dan mensen, dan het volk van God.’ Want eerder bezingt de dichter dat God zijn voorouders redde uit de nood, maar hem niet.
[DIA 10]
Het lijden aan God die niet ingrijpt bij het lijden, is zo vernederend dat je je totaal onbelangrijk voelt. Als je lijden door merg en been gaat, en je vader je ziet, maar voorbijgaat, niet ingrijpt…! Totale verlatenheid. Het is een gevoel dat wij kunnen hebben, wanneer ons lijden overkomt. Maar wat zo wonderlijk is: Jezus ondergaat dát lijden gelovig! Lieve gemeente, daaruit spreekt toch de onvoorstelbare liefde en nederigheid van onze Here Jezus! Hij kende zijn toekomst, en toch ging Hij. Hij wist dat Hij zich zo totaal verlaten zou voelen, en toch ondergaat Hij dit lijden!
Hoe kan het nu dat onze Here Jezus zo ver ging? Wat is het antwoord dat het lijden van Jezus aan het kruis ons geeft?
[DIA 11]
#3. Het antwoord van het kruis
Wij willen graag een antwoord op het lijden. Een antwoord op ons eigen lijden. ‘Waarom overkomt mij dit? Waar heb ik dit aan te danken?’ Misschien stel je zelf ook die vragen aan God. ‘Waarom blijft U ver weg? Waarom voel ik niks van U? Waarom zie ik niks van U? Ik wil geloven, maar ik heb een teken van leven nodig…’
Uiteindelijk zijn dat vragen om een merkbaar ingrijpen van God. Vragen die je aan God mag stellen. Alleen het feit dat je ze aan God stelt is een teken van geloof!
[DIA 12 - ZWART]
Maar toch blijft het vaak stil. Zoals het ook bij Jezus aan het kruis stil blijft na die vraag: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’
Het blijft stil aan het kruis. Maar Gods antwoord echoot de hele Bijbel door:
[…]
Om u…
Om jou…
[…]
Het is om mij dat Jezus Christus de marteldood aan het kruis stierf. Welwillend en nederig. Om mijn zonden! Míjn zonden!
Raakt dat dan je hele leven? Bepaalt dat hoe we hier met elkaar omgaan?
Soms proef ik dat als ik mensen spreek, als we samenzijn. Als ik hoor hoe broers en zussen in liefde elkaar steunen.
Tegelijk wordt ik soms ook erg verdrietig als ik verhalen over gelovigen hoor. Als ik hoor hoe kleinzielig we soms als broers en zussen met elkaar omgaan. Hoe we met het ene gebod voor ogen het andere zelf overtreden… Ik ben er zo goed in om telkens iemand te vinden die slechter is dan ikzelf. Maar het is om mij. Om mij, dat Christus stierf!
Wat hebben we het nodig om te zien op het kruis. Op de liefde waarmee Jezus de straf van onze zonden droeg. De straf ook, voor onze kleinzieligheid. Wat hebben we het nodig dat Hij ons voorgaat! Dat Hij ons laat zien wat liefde echt is. Dat Hij ons leert om te geloven, ook in het lijden. Dat Hij ons leert om te vergeven.
Lieve broers en zussen, dat lukt alleen als we beseffen dat Jezus Christus daar voor ons hangt. Dat God Jezus verlaat om mij! Om mijn zonden. Er zijn tal van prachtige liederen die dat bezingen.
We zingen er een paar van in deze dienst. Ik sluit af met woorden die we nu niet zingen:
Koning tot een spot getekend
met een riet en doornenkroon,
bij de moordenaars gerekend
overstelpt met smaad en hoon,
opdat naar uw welbehagen
wij de kroon der ere dragen.
Duizend, duizenmaal, o Heer,
zij U daarvoor dank en eer.
AMEN