Psalmen
Heelhuids door de crisis
Psalm 91
Serie:
Almkerk-Werkendam
zondag 20 juni 2021
We schuilen in de schaduw van Gods grootheid. Daarover heb ik vorige week gepreekt. God is te vertrouwen, ook al begrijpen we Hem niet. “Als God klein genoeg zou zijn om te begrijpen, dan zou Hij niet groot genoeg zijn om te aanbidden.”
Daar hebben we het vorige week dus vooral over gehad, aan de hand van de eerste vier verzen. Vanmorgen letten we op de Psalm als geheel.
Tijdens de voorbereiding trof het me hoe deze Psalm eigenlijk heel tegenstrijdig klinkt. Ja, aan de ene kant begint én eindigt het met de veiligheid bij God. Maar aan de andere kant komt er nogal wat bedreiging ter sprake. De Psalmist heeft nogal wat ellende gezien. En tóch spreekt Hij vol vertrouwen over de veiligheid bij God. Het heeft me ertoe gebracht om als thema boven deze preek te zetten:
HEELHUIDS DOOR DE CRISIS
Daar begonnen we vorig jaar na de zomervakantie ook mee: Veiligheid in crisistijd. Aan het begin van het seizoen keken we vooral nog vooruit. We wisten toen nog niet dat er een paar maanden later weer een lockdown zou komen. We wisten toen nog niet dat veel mensen in de gemeente ook het coronavirus zouden oplopen. Als je met dat in je achterhoofd deze Psalm leest, dan roept het de vraag op: ‘Is de Psalm niet te overdreven?’ Want er worden nogal wat claims gedaan over allerlei dingen waar we niet bang voor hoeven te zijn.
De pest – een epidemie van die tijd;
De verschrikking van de nacht – kortom alles wat je ’s nachts kan overkomen. Struikrovers, wilde dieren, enzovoorts…
En verder: Oorlogen, ziekte en ga maar door.
Het heeft sommigen ertoe gebracht om te zeggen: ‘Hier is een wereldvreemde dichter met vrome praatjes aan het woord.’ […] Alleen, wie dat zegt of denkt, heeft de Psalm maar oppervlakkig gelezen. Want uit alles in deze Psalm blijkt: ‘De dichter staat middenin het leven.’ Hij kent erg veel van de pijn en het verdriet dat een mens kan overkomen. […]
Maar heeft hij dan echt helemaal geen lijden gezien in zijn leven? Dat is wel wat de Psalm je laat geloven. En weet je: het is helemaal niet onwaarschijnlijk dat iemand dit kan schrijven. Toen ik net studeerde sprak ik eens iemand die zei: ‘Ik heb eigenlijk nog nooit lijden gekend. Ik heb al mijn familie nog, ik ben nooit ernstig ziek geweest en ken ook niemand die dat is. Al met al ken ik het lijden eigenlijk niet. Hoe meer ik mensen spreek over het lijden, hoe dankbaarder ik God ben.’
Het bestaat dus wel, het is niet onmogelijk dat iemand geen lijden heeft gezien. Maar het is uitzonderlijk, want voor de meesten geld: ‘We kennen lijden. En zeker: we zullen het ergens in ons leven leren kennen.’ […] Maar wat is dan het doel van deze Psalm? Wat wil de dichter bij ons losmaken? Want wat voor ons geldt, zou dat niet net zo goed voor de lezer destijds gelden? Mensen hebben, vroeg of laat, met lijden te maken. Punt. […]
Nou, de Psalm opent een ander perspectief op de crisis.
Een ander perspectief
Dat begint in vers 1 en 2 en werkt de hele Psalm door, tot en met het eind. De dichter zet in met zijn vertrouwen op God. De hele Psalm is een getuigenis van wat de dichter tegen God zegt. En hij begint dus bij de grootheid van God. Dat is de sleutel voor dat nieuwe perspectief op de crisis.
Want vervolgens overdrijft de psalmist in de gevaren en hoe God je daar tegen beschermt. Dat is niet om ons voor de gek te houden. Het is een stijlfiguur; een manier van spreken om bij ons, lezers, de vraag op te roepen: ‘Waarop vertrouw jij? Hoe sterk is jouw vertrouwen?’ […] De dichter getuigt van zijn eigen vertrouwen, juist door dat stijlfiguur van overdrijving. Natuurlijk weet de dichter ook: lijden is aan de orde van de dag. In de hele Psalm hoor je dat terug. Maar hij getuigt van zijn grote vertrouwen op God en zegt: ‘Al weet ik dat ook mij lijden zal overkomen, tóch zeg ik het zo. Ik weet me bij God zo veilig, dat ik weet dat zelfs als het kwaad mij bereikt, het me tóch niet zal raken!’
Ik las pas hoe iemand dat uitlegde aan een kind. Ze zaten in de auto en er reed een vrachtwagen voorbij. De schaduw van de vrachtwagen trok over hen beiden heen, en het voorbeeld werd geboren. Het kwam hierop neer: ‘In Christus is de dood niet meer een vrachtwagen die je aanrijdt. Enkel de schaduw van die vrachtwagen trekt over je heen.’ […] In Jezus Christus komt de klap van de eeuwige dood niet meer op ons neer. De klap van zonde en eeuwige dood heeft Jezus Christus opgevangen! Er trekt alleen nog een schaduw van de dood over ons heen. En zo zullen we eens naar al het kwaad en lijden in ons leven kijken!
Want Gods redding, waar de Psalm in het slot over spreekt, is niet zomaar vergoeding,vergoeding maar herstel. Het kwaad dat je nu overkomt, daarop zul je eens terugkijken terwijl je weet: ‘Ja, dat deed pijn, en het was echt kwaad, maar God heeft het ten goede gekeerd.’ Dat is ook het diepe geheim van wat Paulus schrijft in Romeinen 8,28 (NBV):
“Wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede.”
Dat lijkt nu voor ons gevoel vaak nog ver weg. Paulus schrijft ook wij weten, want ons gevoel zegt regelmatig wat anders.
Maar van dat geloof getuigt de dichter van deze Psalm. Hij weet zich zo veilig bij God, dat midden in de bedreiging, hij kan zeggen: ‘Ik vrees niet. Zelfs niet de pijl die op me af vliegt.’ Als je het hebt over directe bedreiging, is dat in de Psalm toch wel het toppunt. Wanneer er een pijl op je afvliegt, dan weet je vrij zeker: ‘Ik ben er geweest.’ Maar zelfs in die directe bedreiging getuigt de dichter: ‘Zelfs dat gevaar, kan God ten goede keren!’
God keert alles ten goede, ook ons lijden, ook het kwaad. Dat opent een nieuw perspectief op de crisis.
Dat zien we op de meest overtuigende manier gebeuren in Jezus Christus.
Overtuigend
Ik zei het vorige week al: zijn leven spreekt door deze Psalm. ‘Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende,’ voor wie is dat meer waar dan voor de Zoon van God? Hij is de enige voor wie deze Psalm helemaal waar was. Hij kon er helemaal zeker van zijn. De joden rapen meerdere keren stenen op om Jezus te stenigen, maar keer op keer ontkomt hij. En zou hij, zoals de duivel hem verleidde, zich van de tempel hebben gestort, dan zouden de engelen Hem zeker hebben opgevangen!
Het is dan ook zo verbluffend, dat onze Heer Jezus er op aarde geen aanspraak op maakte. Dat Hij zich door Satan op de proef laat stellen, en hem niet dan gelijk al op zijn plek zet. Dat onze Heer Zich liet kruisigen! Dat is het grootste kwaad, het slechtste uit de hele geschiedenis. Een groter kwaad kon de mensheid niet begaan: ‘Het kruisigen van de Zoon van God, die was gekomen om te redden!’ […] Maar hoe groot is de overtuigingskracht die uitgaat van Jezus kruisdood: ‘Het grootste kwaad, wordt het grootste goed dat de mensheid ooit heeft gekend! God redt ons van de eeuwige dood, doordat de Here Jezus stierf!
Het is om Hem dat Psalm 91 kan afsluiten met die prachtige laatste drie verzen. Woorden die God zo direct tot lezer spreekt:
“14 ‘Ik zal bevrijden wie mij liefheeft
en beschermen wie met mijn naam vertrouwd is.
15 Roep je mij aan, ik geef antwoord,
in de nood zal ik bij je zijn,
je bevrijden en met roem overladen,
16 je overvloed geven van dagen.
Ik zal je redding zijn.’” (Psalm 91,14-16, NBV)
Woorden die allereerst gelden voor de Here Jezus Christus Zelf. God bevrijdde Hem uit de dood en overlaadde Hem met wereldwijde roem!
We kunnen niet alles behandelen, maar twee dingen wil ik daaruit nog belichten, uit vers 15.
Allereerst zijn het woorden die op spanning staan met de rest van de Psalm. Want hier lees je nergens de belofte dat het kwaad ons niet bereikt. Er staat:
‘in de nood zal ik bij je zijn.’ Dat is de belofte die we meekrijgen. Dat neemt niet weg dat we nu al mogen weten dat het kwaad en het lijden slechts schaduwen zijn die over ons heen gaan. Onze Heer, Jezus Christus, heeft de eeuwige dood op Zich genomen. “Dood waar is je overwinning? Dood waar is je angel?” (1 Kor. 15,55, NBV).
En tot slot de laatste woorden van het op één na laatste vers, vers 15. Heel de Psalm door gaat het over lijden en hoe God je daarvoor beschermt, hoe God je daaruit redt. En dan staat er:
‘Ik zal je met roem overladen.’ […] Dat is pas een belofte! Niet alleen bevrijding, herstel van het kwaad. Maar roem. Geëerd door God. In Jezus Christus delen we in die eer (Rom. 2,10)! Eer voor het goede dat je doet. Eer ook voor het lijden dat je draagt omwille van je Heer. Eer, voor het werk dat je voor God doet (Ef. 6,8; Kol. 3,24)! Eer, van God Zelf!
Lieve broers en zussen,
in het bijzonder nieuwe ouderlingen, diakenen en pastoraal medewerkers
en ook jullie wederhelften en gezinnen:
‘De Allerhoogste en Ontzagwekkende God,
eert jullie om het werk voor Zijn kerk!’
Zo komen we in Jezus Christus
met een nieuw perspectief op het lijden,
heelhuids door elke crisis.
AMEN