Jesaja
Geregeerd door de Geest
Romeinen 8,5-6; Jesaja 55,6-7
Serie:
Almkerk
zondag 16 juli 2023
Er is een grapje over een man die naar de kerk gaat. Zijn vrouw is om de één of andere reden thuisgebleven. Maar als de man thuiskomt uit de kerk, vraagt vrouwlief aan hem waar het over ging. De man antwoordt:
‘Over de zonde’.
En wat zei de dominee daarover?
‘Hij was ertegen.’
De zonde. Daar zijn we tegen. Natuurlijk. Maar soms is er ook een andere beweging. Dat we er tegen zijn om het überhaupt over de zonde te hebben. Dat voelt ongemakkelijk. Het praten en denken over de zonde confronteert ons met onze tekortkomingen. Dat vinden we niet fijn. We zijn tegen de zonde, maar hebben het er liever niet over. Tenminste, niet over onze eigen zonde. Want het praten of denken over de zonde van een ander, dat is voor de meesten niet zo’n probleem. Je kunt gemakkelijk weten: ‘Daar mankeert het hem of haar aan… Dat zou hij of zij meer moeten doen.’
We zijn tegen de zonde, maar we hebben het niet gemakkelijk over onze eigen zonde. Niet in algemene zin, laat staan dat we ze elkaar concreet belijden. En toch – laat ik maar gelijk stevig van wal steken:
[DIA 3]
‘Zonder zonde geen redding en geen heiliging!’
Je zonde is onlosmakelijk verbonden met je redding. Ook met je heiliging. Natuurlijk, die stelling is misschien iets te kort door de bocht. Zonder zonde zijn is een goed ding, toch? Ja, zonder zonde zijn is iets goeds. Maar als mensen kunnen we dat niet. Nooit, in dit leven (Ps. 1,2; Rom. 7,22; 1 Joh 2,3; vgl. HC 114). Dus is die stelling toch onverminderd waar! Want als je niet beseft en gelooft en belijdt: ‘de zonde zit in mij, net als in ieder mens’. Zonder die erkenning van je zonde kun je onmogelijk gered worden (1Joh. 1,8; vgl. Joh. 9,41; Gal. 3,19; HC 2).
[DIA 4]
Daarom staan we stil bij die woorden van Paulus. Hij schrijft in Romeinen 7,21 over de wetmatigheid dat de zonde zich aan je opdringt. De zonde is een wetmatigheid, een constante in ons leven. Zelfs als wedergeboren kind van God ontkom je er niet aan. Maar Paulus wil je niet zomaar dáár met je neus op de feiten drukken: kijk eens hoe zondig je bent. Nee, hij gaat verder dan dat. We staat stil bij Romeinen 8,5-6. Daar schrijft Paulus:
[DIA 5]
“[5] Wie beheerst wordt door het aardse, streeft aardse zaken na, maar wie beheerst wordt door de Geest, streeft na wat de Geest wil. [6] Het aardse streven leidt tot de dood, maar het streven waartoe de Geest aanzet leidt tot leven en vrede.”
[DIA 6 | ZWART]
Na deze preek ben je er opnieuw van doordrongen hoe onlosmakelijk onze zonde, redding en levensheiliging aan elkaar verbonden zijn. Je begrijpt beter dat Jezus met de zonde heeft afgerekend terwijl we tóch nog last hebben van de zonde. We kijken in de spiegel van die ongelukkige tweestrijd, die Paulus van zichzelf beschrijft. En je ontdekt hoe je levensheiliging in dit leven begint.
Ik zou bijna zeggen: en dat alles binnen de duur van een aflevering van een televisieserie – een klein halfuurtje…! Ik bedoel maar: het is een volle preek en ik noem relatief veel Bijbelteksten. Het loont dus om mee te schrijven.
Ons thema is: geregeerd door de Geest.
[DIA 7]
GEREGEERD DOOR DE GEEST
We hebben het over drie dingen:
[DIA 8]
#1. Met de zonde afgerekend (Rom. 8,1-4)
#2. De ongelukkige tweestrijd (Rom. 7,21-25)
#3. De richting van de Geest (Rom. 8,5-6; Jes. 55,8-13; 1Kor. 2,16)
[DIA 9]
#1. Met de zonde afgerekend
Hoe zit dat nu…? Paulus begint in ons gedeelte weliswaar met een beschrijving van een tweestrijd in zichzelf. Maar daarna schrijft hij in hoofdstuk 8: “Dus wie in Christus Jezus zijn worden niet meer veroordeeld” (Rom. 8,1). Alleen daarmee bedoelt Paulus niet dat een wedergeboren christen niet meer zondigt. En dus ook niet dat een christen niet meer worstelt met de zonde. Maar daar zit spanning tussen. Die spanning zorgt voor een tweestrijd. Daar hebben we het straks over. Maar wat betekent het dan dat onze Here Jezus met de zonde afgerekend?
[DIA 10 | ZWART]
Daarvoor moet je onderscheid maken tussen de status die we hebben voor God en de stand van zaken in ons leven. Vergelijk het met een vluchteling. Die kan een statushouderworden: hij of zij mag in Nederland blijven. Maar dat wil nog niet zeggen dat iemand de taal spreekt, de cultuur kent of weet welke sociale afspraken er gelden. Zo hebben ook wij, door Jezus Christus, als het ware een permanente verblijfsstatus in het Koninkrijk van God: we mogen er blijven. Niemand kan ons dat afnemen. Maar dat wil niet zeggen dat ons gedrag al helemaal past bij dat Koninkrijk. Status en stand van zaken in ons leven lopen uiteen.
[DIA 11]
Zo is het ook met ons: Jezus Christus heeft met onze zonde afgerekend. We zijn bevrijd van de wet van de zonde en de dood. De wet eiste van ons dat wij met al ons doen en laten volmaakt leefde. Maar de wet gaf daarvoor niet de kracht.
[DIA 12]
Een voorbeeld: je kunt een peuter wel vertellen hoe autorijden werkt, maar je kunt van tevoren al wel inschatten: dat wordt niks…
[DIA 13 | ZWART]
Maar onze Heer heeft ons verlost. Hij heeft volbracht wat wij niet konden. Zo hebben we in Hem de status van kind van God, burger van Zijn Koninkrijk. Nu al gered en heilig, en dat geeft ons de tijd om daarin te groeien. Maar we zijn al gered en heilig, omdat Jezus Christus ons heeft gekocht met Zijn bloed – onze status. Dat is wat Paulus onder andere in Romeinen 8,3b-4a zegt (vgl. 1Kor. 1,30; Ef. 1,4; Kol. 1,22).
[DIA 14]
Ja, Jezus Christus heeft met de zonde afgerekend. Onze status is zeker. Maar de stand van zaken in ons leven laat – op z’n zachtst gezegd – nog te wensen over. Daarin zit de ongelukkige tweestrijd van het menselijk bestaan.
[DIA 15]
#2. De ongelukkige tweestrijd
De Bijbel spreekt op twee manieren over heiligheid. Aan de ene kant zijn we al heilig door Jezus Christus. God ziet jou in Jezus alsof je nog nooit zonde had gehad of gedaan, alsof jij het leven van Jezus zelf hebt geleefd (Rom. 8,1-4a; vgl. HC 60)! Tegelijk schrijft Paulus over die worsteling, die ongelukkige tweestrijd. Hoort dat dan bij een christelijk leven zoals God het wil? Dat wij blijvend worstelen met de zonde, zonder dat we daaruit komen?
Nee, God wil dat wij vrij zijn van de zonde! Daar besteedt Paulus in heel de Romeinenbrief veel aandacht aan, met name in vanaf hoofdstuk 5 tot hier.
[DIA 16]
In hoofdstuk 6 schrijft Paulus: “Zo moet u ook uzelf zien: dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God” (Rom. 6,11). Zo moet je jezelf zien, zo moet je over jezelf denken. Niet meer onder de macht van de zonde, maar vrij door Gods genade (Rom. 6,14). De worsteling met de zonde hoort niet bij het leven. Het is niet dat God wil dat we blijven worstelen met de zonde. Maar het is wel de actuele en onvermijdelijke menselijke toestand.
[DIA 17 | ZWART]
Een toestand waar je als mens niet aan ontkomt. Dus ook niet als christen. Daarom blijft die oproep om je leven op God te richten zo relevant. Die oproep zoals Jesaja die verwoordt, in het Oude Testament. Daar kijken we nu met elkaar wat aandachtiger naar. Want daarin zie je een levenshouding die telkens terugkomt.
[DIA 18]
Jesaja zegt:
[6] Zoek de HEER nu Hij zich laat vinden,
roep Hem terwijl Hij nabij is.
[7] Laat de goddeloze zijn slechte weg verlaten,
laat de onrechtvaardige zijn snode plannen herzien.
Laat hij terugkeren naar de HEER,
die zich over hem zal ontfermen;
laat hij terugkeren naar onze God,
die hem ruimhartig zal vergeven.
Jesaja 55,6-7 | NBV21
Daarin zitten vier kernwoorden die van belang zijn, juist voor christenen in de tweestrijd tussen zonde en heiligheid. Vier kernwoorden die je als het ware telkens weer rondgaat. Zoeken, roepen, verlaten en terugkeren. Er staan toch meer werkwoorden? Ja, maar die zijn in de vertaling aangevuld omdat het poëzie is. Ze staan niet in de grondtekst. Het is een voortdurende beweging van bekeren en geloven.
[DIA 19]
Zoeken, dat is naar God toegaan op de plek waar Hij zich laat vinden. Dat wil zeggen: in de Bijbel en in gebed, in de gemeenschap waarin God je heeft geplaatst.
Roepen is God aanroepen. God aanbidden en prijzen om Wie Hij is: de God die in Jezus Christus en door Zijn Geest zó dichtbij is gekomen. God om hulp roepen, omdat je weet dat Hij er is.
Verlaten, dat wil zeggen dat je je afkeert van slechte gedachten en bedoelingen. Herken ze in je gedachten en je leven. Ga er bij weg, want ze leiden tot de dood, zoals Paulus zegt: “Het aardse streven leidt tot de dood…” (Rom. 8,6a).
Terugkeren, dat is ontdekken dat je bij God thuishoort. Dat het dáár goed is.
Lieve broers en zussen, het is zo’n wonder om te ontdekken dat God dan liefdevol op u en jou en mij staat te wachten. Hoe gemakkelijk ik denk, als ik weer zondig: ‘Het is voor God nu vast wel een keer klaar…’
[DIA 20]
Maar dan wijst God me weer op zo’n Bijbeltekst: “16Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden” (Heb. 4,16 | HSV & NBV21). Telkens weer die liefdevolle begroeting, Gods ruimhartige vergeving.
Goed, na al dat gepraat over de zonde kan best zijn dat je denkt: ik ben er moe van. Is het dan nooit klaar met die zonde? Mogen we nooit eens gewoon positief vooruitkijken? Mooi om te zien: ook Paulus lijkt er moe van te worden! Is het dan nooit klaar? “Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?” (Rom. 7,24).
[DIA 21]
Als je de Bijbel leest ontdek je dat de Bijbel juist heel positief vooruitkijkt. Ook hier word je aangespoord om over jezelf denken als een levende die uit de dood is opgewekt! Laat je dus niet beheersen door de zonde, maar door de genade! Dat mag de boventoon voeren. Prachtig hoe juist Jesaja ook bij die boventoon insteekt: zoeken en roepen – geloven. Geloven vanuit het weten: God vergeeft ruimschoots, Hij begroet de terugkerende zondaar met liefde!
En toch: het goede nieuws van liefde, genade en vergeving, zonder de zonde te noemen… dat kan niet.
[DIA 22]
Dan zijn ‘liefde’, ‘genade’ en ‘vergeving’ betekenisloze begrippen. ‘Zonder zonde geen redding en geen heiliging!’ Ja, we moeten moed houden en vooruitkijken, zeker! Positief in het leven staan. Maar dat betekent niet dat je je geschiedenis kunt vergeten.
[DIA 23]
Die tweestrijd hoort bij het menselijk bestaan. Juist door de diepte van je zonde te kennen, kun je je verwonderen over de grootsheid van Gods liefde en vergeving (Jes. 55,7).
Dat is werk dat God Zelf ook door Zijn Geest in je hart doet. Tenminste, daar – van binnenuit – begint die verwondering en het leven naar Gods wil. En zo leer je de richting van de Geest.
[DIA 24]
#3. De richting van de Geest
De richting die de Geest wijst, het streven van de Geest, begint vanbinnen, in je hart.
[DIA 25]
Dat blijkt wel uit hoe Paulus daarover spreekt: “22Innerlijk stem ik vol vreugde in met de wet van God, 23maar in alles wat ik doe zie ik die andere wet” (Rom. 7,21). Dat komt omdat God ons van binnenuit vernieuwt. Dat lees je onder andere in Kolossenzen 3,15: “Laat de vrede van Christus heersen in uw hart…” (vgl. (Ez. 36; Rom. 2,29; 5,5; 10,8; 2Kor. 1,22; 4,6; Gal. 4,6; Ef. 1,18; 3,17). Daar in je hart, geeft God de kracht door de aanbidding en bewondering van Wie Hij is. Van daaruit werkt de Geest van God in ons doen en laten door.
[DIA 26]
Want het verlangen van je hart wordt gevormd door de Geest. Wie beheerst wordt door Gods Geest gaat verlangen naar Gods wil. Bijzonder is dat hè, want in ons denken draaien we dat heel snel om. We denken: ‘Aan de vruchten herkent men de boom. Ja, maar de vruchten van de boom komen voort uit waar de wortels van de boom hun voeding zoeken!’ Daar begint God het. Dat is Gods belofte, die je ook uit Jesaja hebt gehoord:
[DIA 27]
[10] Zoals regen of sneeuw neerdaalt uit de hemel
en daarheen niet terugkeert
zonder eerst de aarde te doordrenken,
haar te bevruchten en te laten gedijen,
zodat er zaad is om te zaaien en brood om te eten –
[11] zo geldt dit ook voor het woord
dat voortkomt uit mijn mond:
het keert niet vruchteloos naar Mij terug,
niet zonder eerst te doen wat Ik wil
en te volbrengen wat Ik gebied.
[12] Vol vreugde zullen jullie uittrekken
en in vrede zul je huiswaarts keren.
Bergen en heuvels zullen je juichend begroeten,
en alle bomen zullen in de handen klappen.
[13] Doornstruiken maken plaats voor cipressen,
distels voor mirtenstruiken.
Zo zal de HEER zich een naam verwerven,
het is een eeuwig en onvergankelijk teken.
Jesaja 55,10-13 | NBV21
[DIA 28]
Gods woord keert niet onverrichterzake naar Hem terug. Als God jou redt door Jezus Christus, dan doet Hij dat, niet jijzelf! En Hij schrijft door Zijn Geest zijn wil in jouw hart uit. Zo ga je meer en meer verlangen naar wat God wil, wat en hoe Hij doet door Jezus Christus. Bijzonder, want zo leer de Geest je Gods gedachten. Nee, onze plannen zijn niet Gods plannen, maar God opent wel Zijn gedachten voor ons! Zoals de Bijbel ergens anders zegt: “Wie kent de gedachten van de Heer, zodat hij Hem zou kunnen onderwijzen?’ Welnu, onze gedachten zijn die van Christus.”
[DIA 29]
Laat dus je verlangen en gedachten geregeerd worden door de Geest. Hij maakt je één met Jezus Christus, met Zijn verheerlijkt lichaam. In Christus heb je een permanente verblijfsstatus bij God. Ook al is de stand van zaken in je leven er nog niet naar. De zonde en de dood je niet meer raken. Want Jezus heeft afgerekend met de zonde. Je ervaart in dit leven nog een ongelukkige tweestrijd, maar weet: Jezus Christus heeft de strijd al gewonnen. De overwinning is al verzekerd. Blijf dus geloven en je bekeren: zoeken, aanroepen, verlaten en terugkeren. En zoek naar het streven van de Geest. Onze God heeft Zijn plannen met ons gedeeld, door Jezus Christus. Verwonder je erover! Want eens zullen we meelopen in die blije optocht begroet door al die blije bergen, heuvels en bomen!
Dan verwelkomt de Vader ons thuis, met liefde en vergeving.
Dat is zeker: AMEN