Psalmen
Als herboren
Psalm 51,12-13 | Doopdienst
Serie:
Almkerk-Werkendam
zondag 2 oktober 2022

Voor mijn verjaardag heb ik een typemachine gekregen. Zo’n oude… Dit model. Maar… hij is wel wat vies. Hij heeft jaren op een stoffige zolder gestaan. Hij loopt niet soepel meer. En ik weet ook niet of alles het nog naar behoren doet. Maar ik vind het een leuk project om ‘m op te knappen. Eerst schoonmaken en vervolgens eventueel kleine reparaties doen. Maar wie weet wat ik tegenkom…
Ik kan best één en ander repareren, maar stel nu dat het onherstelbaar kapot is… Wat doe je dan? De meesten zullen geen typemachine hebben, maar misschien schiet je wat anders te binnen.
[DIA 2]
Al is het een bord of glas dat je ooit hebt laten vallen. Het meest voor de hand liggend: je gooit het weg. Als het écht niet meer te repareren is, dan is er geen reden om het te bewaren. Je gooit het weg.
[DIA 3]
Goed, dat is over spullen wat gemakkelijker praten. Maar wat nu als we het over mensen hebben? Sommige mensen zijn onherstelbaar gebroken. Er zitten hier ook beschadigde mensen. Je kunt je zelfs afvragen of er überhaupt onbeschadigde mensen bestáán.
Aan de hand van Psalm 51 ontdekken we wat God doet met gebroken mensen. Daarbij kijken we onder andere naar het leven van David, de dichter van deze Psalm. We kijken ook vooruit naar het Nieuwe Testament. Want deze Psalm leert je iets over het opnieuw geboren worden door geloof in Jezus. Enerzijds ga je door deze preek je kleiner voelen tegenover God. Maar anderzijds voel je je ook meer geliefd.
We staan stil bij vers 12 t/m 13:
[DIA 4]
12 Schep mij een rein hart, o God,
en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest.
13 Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht
en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg.
Psalm 51,12-13 (HSV)
Ons thema is: ALS HERBOREN
[DIA 5]
ALS HERBOREN
We hebben het achtereenvolgens over dat reine hart en die vernieuwde Geest, waar vers 12 over spreekt.
#1. Een schoon hart
#2. Een vernieuwde geest
We beginnen bij dat gebed om reiniging van de dichter van deze Psalm: koning David van Israël.
[DIA 6]
#1. Een schoon hart
David bidt om een schoon, rein hart. De hele Psalm door bidt hij om schoongewassen te worden. Zoals we lazen: hij schreef deze Psalm nadat hij met Batseba geslapen had, de vrouw van Uria. De meesten weten het, maar de Psalm noemt het niet: David had met Batseba geslapen. Uiteindelijk had hij om dat te verbergen Uria de dood in gejaagd. Iets waar David later veel berouw van heeft gehad. Deze Psalm getuigt daarvan. David bidt om schoonwassing. Of hij zich vies voelt – mogelijk wel… maar dat gebed om schoonheid – reinheid – is een gebed om God weer onder ogen te kunnen komen. Om weer dicht bij God te mogen zijn.
[DIA 7]
Moet je indenken God is helemaal heilig. Dat wil zeggen: helemaal zonder enig gebrek. Volmaakt goed, liefdevol, rechtvaardig, genadig. En wat je ook over de mensheid gelooft, we kunnen veilig stellen: ‘Er is geen mens zonder gebrek.’ Maar God dus wel! Daarom kan iemand die schuldig is van nature niet bij God komen. Dat gaat simpelweg in tegen hoe heilig God is. Als een schuldig mens in Gods aanwezigheid komt, dan wordt die weggevaagd door die heiligheid van God. Want Gods heiligheid staat niet toe dat er iets onheiligs in Zijn buurt komt. Vergelijk het met de zon: daar kun je niet dichtbij komen.
[DIA 8]
En dan staat er: “Schep mij een rein hart, o God!” (Psalm 51,12, HSV) Je zou kunnen zeggen: ‘Geef mij een hart dat klopt.’ Een hart dat de goede dingen verlangt. Dat zich alleen maar richt op het goede, het opbouwende. Wie weet lijkt dat voor jou wel heel ver weg. Je probeert al jaren van een verkeerde gewoonte af te komen. Of je probeert te breken met een zonde, wat maar niet wil lukken. Of je leeft ongezond en wil daar iets aan doen. Maarja… je verlangen gaat toch uit naar die verkeerde, zondige of ongezonde dingen…
[DIA 9 – ZWART]
Veranderen is ongelofelijk moeilijk. Er zijn zelfs mensen die zeggen dat je nooit echt verandert, maar alleen maar de nuances in je karakter verschuift. Maar het mooie is dat David aan God vraagt: “Schep mij…” “Schep ín mij” Want in dat woord – scheppen – gaat een hele wereld schuil.
[DIA 10]
Het is dat woord waar de wereld volgens de Bijbel mee begonnen is: “In het begin schiep God…” God maakt het onmogelijke waar! Realiteit! Wat voor mensen onmogelijk lijkt, dat is mogelijk bij God. Dat doet God met gebroken mensen, die bij Hem komen! Hij wast ze schoon van hun zonden. Geeft ze een schoon hart.
Het is zo’n schoon hart, dat kloptvoor God… zo’n hart wil God aan ieder van ons geven. Een herschapen hart, schoon van alle schuld en verkeerde dingen die je hebt gedaan. Een hart dat zich richt op wat God zegt: ‘Dit is goed voor jou, voor alle mensen, voor mijn wereld.’ Een hart dat leeft in het licht, zingt onze Psalmberijming. Dat is wat onze God belooft bij de doop: Hij wast niet zomaar je zonden af, Hij pakt de problemen ook bij de bron van onze zonden aan! Ons hart.
[DIA 11]
Want “19 uit het hart komen boze gedachten, moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen en laster. 20 Dát maakt een mens onrein…” (Mt. 15,19-20a, NBV21)
Maar God laat het niet bij het scheppen van een schoon hart. Hij vernieuwt ook onze geest.
[DIA 12]
#2. Een vernieuwde geest
David bidt daar om: een standvastige geest, zegt de Herziene Statenvertaling. Je zou ook kunnen vertalen: een onwankelbareof vastberaden geest. Het gaat in ieder geval om een geest die sterk genoeg is om te door te zetten. Om niet aan het wankelen te worden gebracht. Koning David is zich ervan bewust: ‘Mijn hart moet schoon gewassen worden, maar ook mijn geest moet sterker worden.’ Sterker worden om verkeerde gedachten en slechte ideeën het hoofd te bieden.
Tenminste, daar denken wij misschien snel aan. Ons hart en onze geest moeten worden vernieuwd, want dan gaan we weer het goede doen.
[DIA 13]
Dat zegt David ook in vers 15: “Dan zal ik overtreders Uw wegen leren, en zondaars zullen zich tot U bekeren.” (HSV) Maar als we daar bij blijven: een schoon hart en een vastberaden geest om het goede te doen, dan slaan we wel een stap over. Een stap die David zich heel goed beseft.
Want in vers 13 zegt hij:
[DIA 14]
13 Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht
en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg.
Psalm 51,13 (HSV)
David weet heel goed: zonder een schoon hart en een nieuwe geest kan ik niet bij God zijn! Hij zegt in feite: stuur mij niet weg bij U, en ga Zelf ook niet bij mij weg, Heer!
Het is wel duidelijk dat David zich ten volle bewust is van zijn schuld. Hij weet: zonder Gods redding ben ik verloren. Hij is gebroken om zijn schuld. Hij is er kapot van. Maar weet je: het is juist die houding die voor Gods redding de juiste bedding vormt! In vers 19 schrijft David:
[DIA 15]
De offers voor God zijn een gebroken geest;
een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten.
Psalm 51,19 (HSV)
Misschien dacht of denk je bij die woorden zoiets als: ‘Nou lekker dan. Houdt God dan van leedvermaak?!’ Nee! Het is juist dat God ons van de grond af wil vernieuwen, vanaf de bron!
Juist wanneer wij gebroken zijn vanwege onze schuld tegenover God en de mensen om ons heen kan God ons vernieuwen. Want dan staan wij echt ópen voor Gods vernieuwing! Dan beseffen we: ‘Wat heb ik Gods vernieuwing nodig!’ Dat is een doorgaande vernieuwing (vgl. o.a. 2Kor. 4,16; Ef. 4,23; Kol. 3,10) . Maar wel een vernieuwing die begint wanneer je tegen God zegt: Ik geloof in Uw redding. Die heb ik nodig om bij U te horen. Van mezelf kan ik dat onmogelijk – maar voor U is niets onmogelijk.’ Een vernieuwing door de heilige Geest.
[DIA 17 – ZWART]
Ik kan er niet om heen om daar nog de aandacht op te vestigen. Want Psalm 51,13 is samen met Jesaja 63,11 de enige plek waar in het Oude Testament die Geest van God zo genoemd wordt. Voor christenen maakt dat het verband met het Nieuwe Testament sterk. Gods vernieuwing die staat of valt met Gods heilige Geest. Die vernieuwing waardoor je als herboren, als wedergeboren christen kunt leven.
[DIA 18]
God begint dat in jou. En de juiste bedding daarvoor is dat je beseft dat je dat nodig hebt. Sterker nog: dat je echt kapot bent van hoe kleinzielig, bedorven en zondig je bent. Niet omdat God van leedvermaak houdt. Maar omdat God uit onze brokstukken een schoon en nieuw mens wil scheppen.
Hij heeft het ons belooft. En God belooft het bij de doop ook aan jullie [NAAM KIND], [NAMEN DOOPOUDERS] . God verbindt Zijn naam aan Hem, belooft dat Hij als Vader, Zoon en Geest hem liefheeft, schoonwast en wil leiden. Jullie mogen hem voorgaan in een leven met God. Weet je daarbij gesteund door de gemeente die God ook aan jullie heeft gegeven. Bid voor het geloof van de kinderen! Dat is onze taak als gemeente! We kijken er nu al naar uit dat ze hier eens voorin de kerk, als herboren mensen, hun geloof in God belijden.